Toelichting filosofie-reeks
Een man op leeftijd draagt een tulband en is gekleed in een jas met een hoog opstaande kraag. Onder de tulband komen twee joodse slaaplokken uit, “peies” geheten. Op zijn linker revers draagt hij een christelijk kruisje. Aan zijn vingers draagt hij drie ringen.
Nathan antwoordt met een verhaal over een magische ring die in een machtige familie van generatie op generatie wordt doorgegeven. Deze ring maakt de drager ervan alom geliefd. Maar hij werkt alleen als de drager absoluut vertrouwt op de magische kracht ervan. Bij twijfel valt de werking weg. Als op een gegeven moment een patriarch twee niet van echt te onderscheiden kopieën laat maken omdat hij niet weet te kiezen tussen drie geschikte zoons, hebben deze na zijn dood uiteraard een probleem: bij vragen omtrent de echtheid vervliegt de magie. De echtheid al dan niet van de ringen is alleen vast te stellen door absoluut te geloven in de eigen ring. Zo werkt het ook met de drie wereldgodsdiensten, zegt Nathan: ze ‘werken’ voor de eigen gelovigen omdát er zo diep in geloofd wordt. Wie zijn wij om de zeggen welke ‘echt’ is als ze alle drie zoveel geloof genereren? Nathan brengt het er levend vanaf, Lessing heeft zijn punt gemaakt over de noodzaak van tolerantie.